top of page

Vrijdagavond

Albert Heijn, 19:00. De meneer voor me legt langzaam de inhoud van zijn mandje op de band: een magnetron-maaltijd boerenkool en een pak melk. Behoedzaam schuifelt hij naar de kassa, alsof het tempo van de dingen hem niet meer deert.


Iets aan hem raakt me. Hij praat zachtjes, langzaam, beleefd. De kassiere, ook beleefd, maar gehaast. Het moet snel, de rij mag niet langer worden dan ons beiden. Een klein misverstand, snel snel, en ik zie 'm meewarig zijn hoofd schudden. De blik zijn ogen vertelt dat hij niet anders had verwacht, en dat het niet veel meer wordt vanavond.


Het eten op de band, zijn zachte stem, de ietwat smoezelige kleren, het maakt een droevig eenzame indruk. Alsof dit het had moeten worden, nu, hier, op dit moment. Een gesprek, een strohalm, om de dag van wat kleur te voorzien.


Een beeld schiet door mijn gedachten, van een keuken met bloemetjesbehang, een magnetron, stapels lege plastic verpakkingen. Een kalender, waarop alle dagen dezelfde naam hebben. Foto's, misschien wel, van zijn overleden vrouw en vroeger. Het tikken van de klok het enige teken dat de tijd verstrijkt.


Ik wil 'm uitnodigen voor het eten, zo. We eten allebei boerenkool, immers. Of misschien een kopje koffie, in het weekend. Ach ik weet het ook niet, maar ik wil 'm iets zeggen, wat dan ook, om z'n ongelijk te bewijzen. Het kan best, zomaar even een praatje, zelfs in de AH. Het wordt best nog wel wat met ons, meneer, heus.


Maar mijn lafheid houdt me tegen. Straks roept ie, scheer je weg, rekel, temidden van al die mensen hier. Of is 'ie beledigd, dat ik denk dat z'n avond niets wordt. Ik weet het ook niet zo goed, behalve dat ik met zware voeten naar huis sjok.


Op weg naar een leuke avond.

bottom of page