We rijden Khartoum binnen, na drie dagen kamperen in de woestijn. Duizend kilometer hebben we niks gezien dan een paar nederzettingen, en minder dan een handvol stadjes waar iets gebeurt of waar iets te krijgen is. Het is opnieuw warm, en enigszins uitgeput ploffen we - met een alcoholvrij biertje - neer bij de Blue Nile Sailing Club.
Het is het schoolvoorbeeld van vergane glorie, deze zeilclub, est. 1924 - zoals het logo trots vermeldt. De afgebladderde verf, de net niet comfortabele, scheve stoelen en de bron van stank die het toilet vormt verraden dat er weinig over is van deze trots. Een zeilboot is in de wijde omtrek niet te bekennen, en alleen een paar roestige motorbootjes onderbreken het vlakke canvas van de Blauwe Nijl die hierlangs stroomt.
Het is zeven uur als vanuit het oosten ineens een massieve muur van wolken aan komt drijven. Eindelijk, regen, lijkt iedereen te denken - het zou een welkome afwisseling zijn van de droogte en warmte van de afgelopen tijd. Een nerveuze spanning wordt voelbaar; iedereen stopt met wat hij aan het doen is, en staart naar wat er aan komt stormen.
Een fel bruingeel gekleurd front komt met grote stappen dichterbij, alsof erachter een enorme brand woedt. Links schijnt de zon vrolijk door aan de blauwe lucht. De brug rechts, hier 150 meter vandaan, is van het ene op het andere moment weg. De overkant van de Nijl, weg. De boten die hiervoor drijven verdwijnen één voor één uit beeld.
Pas op het laatste moment dringt het door: dit is geen regen, dit is zand. Ineens zitten we er middenin. Een warme wind rukt aan alles dat meegeeft; stoelen waaien om, plastic zakjes en flessen vliegen in het rond. Het zicht is nog geen twintig meter, als in een dikke, bruine mist.
Plotseling is het stil, alsof er dik pak sneeuw ligt dat alle geluid in zich opneemt en niet meer loslaat. Een dreigende stilte in het oog van de storm, die weinig goeds lijkt te beloven. Het zand dat in een dikke laag roodbruin stof op ons neerdaalt is al even onderweg. Begonnen als kleine tornado's in de woestijn, metershoge kolommen sneldraaiende wind die alles in hun pad meenemen, is hij uitgegroeid tot wat we nu zien.
In de kale woestijn staat niets in de weg, en in de afgelopen uren is steeds meer zand opgezweept in de enorme, kolkende massa van de storm. Knarsetandend van het zand laten we de storm over ons heen komen. Het duurt nog geen kwartier voor eerst de bootjes, later de overkant en tenslotte de brug weer zichtbaar worden. De storm trekt verder, naar de woestijn in het westen, om daar haar last van zand weer terug te geven aan de woestijn.
Wij blijven achter met de was.