Ik kijk naar haar, het meisje van 5 - vijf - dat voor 190 Rand en een geit te koop werd aangeboden. 21 euro en een geit. Haar vorige eigenaar was een oude man die haar jarenlang twee keer per dag misbruikte. Pas bij de derde transactie werd ze door Bobbi Bear opgepikt. En hoewel ik haar hand heb geschud, haar heb opgepakt en heb geknuffeleld, en het enorme litteken op haar hoofd heb gezien waar haar schedel met een ijzeren pijp is ingeslagen, dringt het verhaal geenszins tot me door. Ook als ik op de achtergrond hoor vertellen dat ze toen ze hier kwam niet eens kon lopen door de wonden, voel ik alleen een afstandelijk soort mededelijden. Een beredeneerd gevoel van "jezus, wat erg".
Maar hoe kun je zoiets ook in godsnaam bevatten? Waarvan maak je je een voorstelling? Ik zou graag willen dat het tot me doordrong en dat ik keihard een potje kon gaan staan janken, maar ik krijg m'n verstand er niet omheen gevouwen. Ik kan alleen maar naar haar kijken terwijl m'n gedachten afdwalen naar wat ik eraan kan doen.
Ik sta met dit piepkleine, kapotgemaakte wezentje op m'n arm, en het enige dat ik kan bedenken is waar ik die vijfduizend euro vandaan ga halen om hier de boel af te maken, om de fractie van 50 van zulke wezentjes die ze hier elke maand opvangen te kunnen voortzetten. Wat een kutgevoel.
Elk moment van twijfel, van frustratie en zouteloze woede over de zinloosheid van wat we - Uthando, Be More, vrijwilligers - doen is de afgelopen weken teniet gedaan. Pas nu weer besef ik me dat ik totaal geen keus heb, dat ik me op geen enkele manier kan voorstellen hier niet iets aan te doen. Is het niet het verhaal dat tot me doordringt, dan is het gelukkig wel de wil om door te gaan, om niet te zeiken en elk kind dat ik, of een ander, hier vast kan houden als een succes te zien.