top of page

Over Senegal

We zijn in Carrefour, of all places. De laatste plek waar we willen zijn. Het is inmiddels donker, en de duisternis in dit deel van de wereld heeft iets sinisters. Hij is er ineens, om te beginnen. Schemering bestaat niet: de nacht valt, zonder inleiding, als een doek over het toneel.


In plekken als dit lijkt de nacht extra duister. Een trading station, een klein stadje met een weg waarlangs alles gebeurt. Overal staan vrachtwagens, metalen skeletten in variërende staat van ontbinding. Kleine winkeltjes, vaak niet meer dan een hokje van enkele vierkante meters, bevechten elkaar om wat ruimte langs de levensader van deze plek: het asfalt. Alles draait om wat er over deze paar kilometer weg vol gaten komt - hoewel niemand er echt lijkt te willen blijven.


De koplampen van de auto verlichten slechts een paar meter voor ons uit, en telkens duikt er onverwacht iets op in de lichtbundel: een voetganger, een geit, een kar getrokken door een ezel, een langsdenderende vrachtwagen. Hier is de duisternis het teken om tot leven te komen - de verzengende hitte, die hier alles tot een dorre, droge vlakte reduceert, trekt zich terug, om plaats te maken voor een wirwar van menselijke activiteit. Maar het is ook het teken voor de rebellen, die dit deel van Senegal graag onafhankelijk zien, om uit hun schuilplaatsen in de schaduw tevoorschijn te komen, op weg naar wat te halen valt - het asfalt.


Het is de reden dat we hier zijn gestrand: deze plek, aan beide kanten zwaar bewaakt door militairen, biedt een oase aan relatieve veiligheid. We kunnen niet verder en zijn tot Carrefour veroordeeld - tot het weer licht wordt. In het enige hotel in de stad krijgen we - hoe toepasselijk - kamer 13. Le diner biedt de keus tussen kip en friet, en, kip en friet. "Die dan maar", zeggen we in ons beste Frans. Wachtend op wat zonder twijfel, na zo lang zitten, een koningsmaal moet worden (en later inderdaad bleek te zijn), dwalen mijn gedachten af naar het begin van die dag.


Dakar, bekend van een rally die er niet meer komt, is een stad als zoveel Afrikaanse steden: hectisch, deadlocked met verkeer, chaos met een eigen, onmiskenbare charme, die maakt dat je altijd iets langer blijft dan gepland. We vertrekken vanaf het hostel richting de stad en stuiten op een bekend probleem: de frustratie van de ongelijke verdeling. Mensen hebben hier in de regel weinig, in materieel opzicht - veel minder dan wij in ieder geval. Elke gelegenheid om dit verschil in bezit te overbruggen wordt dan ook aangegrepen.


Een aankoop van 1000 CFA, ongeveer € 1,50, leidt steevast tot een "pas de change". Pas na minutenlang stoïcijns wachten gaat er een la open, vol met kleingeld. Die paar minuten is het alsof je niet bestaat: het bellen, opruimen en werken gaat gewoon door, tot een onzichtbare teller afloopt en er ineens actie is. De 300 CFA worden in alle vriendelijkheid afgeteld, met een glimlach die lijkt te zeggen: "het was te proberen, toch?".


Zo ook onze taxichauffeur die ochtend. In zijn poging onze rijkdom wat eerlijker te verdelen vertelt hij ons stellig dat ons idee over hoe naar Ziguinchor, in het zuiden van het land, te komen een illusie van kapitale proporties is. De manier van transport die we voor ogen hebben, bestaat niet. De discussie barst los middenin de hectiek van Dakar, waar om ons heen duizenden mensen hun dag vullen met dingen verkopen, op weg naar iets en weer terug, rondhangen, muziek maken en wachten. Allemaal op een onmogelijk klein stukje wereld, wat het gevoel van complete chaos alleen maar vergroot.


Hier uitstappen betekent opnieuw beginnen: een taxi zoeken, onderhandelen over de prijs, de bestemming uitleggen en zonder enige twijfel opnieuw discussieren over het al dan niet bestaan van vervoer naar Ziguinchor. Zels als alles meezit, duurt de reis 10 uur - dit helpt geenszins. We geven, niet voor het eerst, toe aan deze herverdelingspoging en betalen het lokaal belachelijke maar voor ons wel te missen bedrag van € 20,- voor de volgende 80 kilometer. Ineens bestaat de taxi die we wilden nemen wel en is onze chauffeur allervriendelijkst in het aanwijzen ervan, onze tassen even vriendelijk in de kofferbak te leggen en ons te leiden naar een soort van fixer, die alle betalingen afhandelt.


Zijn verzoek om een fooi negeren we met ferme blik, en ineens is 'ie weer weg. Part deux kan beginnen.

bottom of page