Het gesprek duurt nog geen vijf minuten, maar het woord "gastvrij" valt wel drie keer. We staan op Schiphol, de enige Westerlingen in de rij voor vlucht IR 536 naar Teheran. De naar Nederland verhuisde Iraniërs zijn ontzettend vriendelijk, en blij verwonderd dat wij onze vakantie in hun land gaan doorbrengen.
"Het beeld hier is helemaal verkeerd", verzekert de vrouw me. "Iedereen is heel gastvrij, en bijna iedereen spreekt Engels." In het vliegtuig is het niet anders. Ook hier is iedereen ontzettend vriendelijk, en meerdere keren stopt iemand om ons "enjoy Iran" toe te wensen. Tot onze grote verbazing krijgen we in het vliegtuig gewoon warm eten - het is Ramadan, maar dat maakt op tien kilometer hoogte blijkbaar niet zoveel uit. Later ontdekken we dat dat inderdaad zo is: als je reist, mag je gewoon eten.
De nachtelijke visa-beambte - het is inmiddels 12 uur - kijkt wat moeilijk als we geen uitnodiging, kennis, hotel of adres hebben om op te geven. "We go and look for cheap hotel", probeer ik vrolijk. "Ga daar maar even wachten", is het antwoord. Na tien minuten bedenk ik ineens dat we natuurlijk best een willekeurig hotel uit de Lonely Planet kunnen opgeven - weet hij veel waar wij zo heen gaan. Met het boek open loop ik naar de balie. Hij kijkt er eens wat in, bladert een beetje, en glimlacht bij het zien van de voorkant. "Very nice", met een blik van "en nu weer wegwezen". Maar, na een half uurtje wachten is alles rond, en lopen we met een grote sticker vol kriebels in ons paspoort Iran binnen. Op zoek naar een hostel.
De constatering "vrouwen in Iran dragen een hoofddoek" is feitelijk juist, maar dekt totaal niet de lading van de realiteit. De variëteit in doeken is enorm: van simpele zwarte of witte lappen, tot kleurrijke, bewerkte stukken kunst, tot met merken gelabelde identiteits-bepalende stoffen. Maar nog meer dan de doeken zelf varieert de manier waarop ze gedragen worden.
De manier die wij kennen en vrezen, alles bedekt en alleen een paar ogen zichtbaar, komt hier nauwelijks voor. Alle haren bedekt, al wat meer, maar vooral bij oudere vrouwen, die ook veelal zwart dragen. De overgrote meerderheid is echter jong (driekwart van het land is onder de 30) en draag de hoofddoek ergens halverwege, of achterop, het hoofd. De strook haar, varierend van 5 tot 20 centimeter, wordt onderworpen aan de meest fantasierijke couture, alsof het een heel kapsel betrof: lokken, plukken, kraaltjes, krullen, kleuren, alles is te vinden. Dit alles speelt zich af boven een gezicht dat vaker dan niet uitgebreid is opgemaakt.
Op Schiphol en in het vliegtuig hiernaartoe namen de meeste vrouwen niet eens de moeite om een doek om te doen - en niemand nam er aanstoot aan. Pas toen de landing werd ingezet, werden overal dikke bossen donker haar vastgeknoopt en deels bedekt onder het stof. Traditioneel en streng? Vast wel, maar er is hier in Teheran nog maar weinig van te merken.
Het verkeer in Iran is een onbeschrijflijk wringen van duizenden auto's, motoren en bussen. In de chaos wordt geen gaatje onbenut gelaten, en alles beweegt zich als één geheel in min of meer dezelfde richting. Hiertussendoor bewegen talloze Iraanse voetgangers zich schijnbaar moeiteloos, overstekend met minder dan centimeters ruimte tussen zichzelf en het langsrazende verkeer. Een ritje in een taxi is een avontuur van samengeknepen billen, eindeloos de adem inhouden en hopen dat de taxi-chauffeur in zijn roekeloosheid weet wat 'ie doet.
De auto of choice hier is de Paykan. Tot een paar jaar geleden lokaal gemaakt, maar tegenwoordig ingevoerd vanuit Sudan. Het monster zuipt 15 liter per 100 kilometer - bijna 1 op 7 - zonder katalysator. Het ding ruikt, oogt en rijdt als een regelrechte ramp. Voor ons is de straat oversteken elke keer weer een spannende onderneming, waarvan de afloop steeds onzeker is. De enige bruikbare tip - "volg vlak achter een local" - nemen we maar wat graag ter harte. Toch lijken er in deze chaos nauwelijks ongelukken te gebeuren en blijft het bijna altijd bij wat blikschade.
Voor ons is het na twee dagen in Teheran wel genoeg geweest. Morgen vertrekken we naar Esfahan - met het vliegtuig.
Eindelijk, TV op onze kamer! Al gauw blijkt dat iets te vroeg gejuicht. Geen schotel - zoals veel mensen hier illegaal schijnen te hebben - maar zes zenders onversneden staatstelevisie. Hiervan zendt één zender de hele dag beelden van de oorlog uit. De Iran-Irak oorlgo welteverstaan, die woedde tussen 1980 en 1988. Juist, twintig jaar geleden. Beelden van moedige soldaten, ondersteund door vaderlandslievende muziek, interviews met veteranen, en aan elkaar geknutselde filmpjes die de grootsheid van Iran, toen en nu, uitbeelden.
Eén zender gaat de hele dag over nucleaire zaken. Het Iran Nuclear News Network of zoiets. Interviews met Ahmedinejad, nieuws over nucleaire zaken, dingen die Israel doet, en ga zo maar door. Dan is er nog één met van alles en zijn de overige drie gewijd aan het geloof.
Van alles komt er langs: beelden van een moskee met duizenden biddende mensen, lezingen en colleges van geestelijken, interviews, Koran-teksten, en noem maar op. Een soort 24-hour-of-power. Rond gebedstijd, drie keer per dag hier, gaan de zenders allemaal op iets religieus en zangerigs. Onze hoop op een avondje TV, chips en bier is gauw vervlogen. In plaats daarvan wordt het alcohol-vrij-citroen-bier-limonade, met smog bedekte nootjes en een heleboel zang en gebed. Gezellig!
In de spiegel zie ik de met lachrimpels omringde zwarte ogen van de taxi-chauffeur. Uit het open raam niets dan droge woestijn, dorre bomen, af en toe een veldje mais en hier en daar lemen huizen. Uit de luidsprekers blert op vol volume iets Iraans met een luit en een hoge klagerige stem. De bloedhete wind komt door het open raam de taxi binnen en laat m'n haar, m'n kleren en m'n tas wapperen.
Na vijf dagen heb ik eindelijk het gevoel dat ik in Iran ben. Het lijkt alsof dit land stil is blijven staan in de jaren 70. De bouwstijl, inrichtingen, auto's, spullen in de winkel - alles lijkt exact 30 jaar oud. 1978, één jaar voor de Islamitische revolutie die Iran totaal zou veranderen. Die revolutie heeft ertoe geleid dat Iran nu geïsoleerd is, afgesloten van de wereld, zoveel als mogelijk is. Economisch is er niets dat kan zorgen dat het land deze late-70s toestand kan ontvluchten.
Maar toch is dat niet wat opvalt. Dat is namelijk, overal en op elk moment, de bevolking van Iran. Het is onmogelijk een stukje te lopen zonder dat iemand je toelacht, hallo zegt, vraagt waar je vandaan komt, of je welkom heet in hun stad of hun land. Het is onvoorstelbaar hoe verschrikkelijk gastvrij deze mensen zijn. De keren dat we langer met iemand spreken bevestigen dit, en doen ons beseffen dat de kloof tussen wat de regering hier uitstraalt en voorstaat, en wat haar bevolking denkt en voelt, immens groot is.
In elk gesprek langer dan een paar minuten vertrouwen mensen ons toe dat ze het met het beleid oneens zijn. Dat ze weten hoe het anders kan, dat ze weten in hoeveel vrijheid wij leven, en dat ze niets liever zouden willen dan dat ook hebben. Ruim 70% van de bevoling hier is onder de dertig. Na elk gesprek met iemand uit deze groep bekruipt me het gevoel dat het hier, zo, niet lang meer zal duren.